DE OPLOSSINGSGERICHTE BENADERING, DEEL1
Waar hoop je op en welk verschil zal dit maken?
De oplossingsgerichte benadering is één van de meest beschreven gesprek- en behandelvormen met een
positieve focus.
De twee aannames zijn: als iets werkt, doe er meer van; en als iets
niet werkt, stop en doe iets anders.
In het begin van elk gesprek doe je er goed aan de vier oplossingsgerichte basisvragen te stellen. Deze zijn ontwikkelt door Frederike Bannink.
De eerste twee basisvragen beschrijven we in deze blog.
Kijk hier voor deel twee.
​
Eerste vraag
De eerste oplossingsgerichte basisvraag is: ‘Waar hoop je op?’ ‘En waar hoop je nog
meer op?’ (ten aanzien van dit gesprek).
Bij het bouwen van oplossingen gaat om het ontwikkelen van een welomschreven doel door te vragen naar waarop je gesprekspartner hoopt en welk verschil het zal maken als dat waarop ze hopen realiteit wordt.
Deze vragen moedigen aan om een gedetailleerde beschrijving te geven van hoe een 'beter leven' eruitziet.
Het nadenken en beschrijven van de gewenste toekomst voedt hoop, motivatie, en bevordert zelfdeterminatie.
De tweede vraag
De tweede oplossingsgerichte basisvraag is: ‘Welk verschil zal dat maken?’ (voor jezelf
en/of jouw naasten?).
Deze vraag nodigt uit om de gewenste toekomst te beschrijven in positieve, concrete en realistische termen.
Door te vragen naar de betekenis van deze ideale situatie en door de gewenste of ideale situatie te laten beschrijven in gedrag worden doelen vanzelf realistisch.
Aanvullende vragen zijn:
Hoe zal je anders reageren en hoe zal je anders doen wanneer jouw hoop is uitgekomen?
Hoe zal je leven beter zijn?
Wat zal je anders doen zodat anderen weten dat je jouw ideale situatie of gewenste toekomst hebt bereikt?
Hoe zullen naasten, dierbaren of collega’s anders reageren?
Het probleem dat de aanleiding voor het gesprek was ontbreekt vaak in de beschrijving van de
gewenste toekomst. Maar ook zijn er gesprekspartners die het probleem wel in die beschrijving opnemen, maar zonder dat hen dat nog dwarszit.
​
Hieronder laten we zien hoe dit in de praktijk zou kunnen gaan:
​
(Zender): Mag ik je eens een vreemde vraag stellen? Geloof je in wonderen?
(Ontvanger) Nee, anders zou ik nu wel miljonair zijn en hier niet zitten. Maar vertel…
(Z): Stel dat je vannacht ligt te slapen en er gebeurt een wonder. Het wonder is dat het probleem waarvoor je kwam was opgelost.
(O): Ha, dat zou mooi zijn inderdaad!
(Z): Je weet dat echter niet, want je sliep. Waaraan zou je morgenochtend het eerste merken dat het wonder is gebeurd? Wat zal er morgen anders zijn?
(O): Dan word ik uitgerust wakker. Zonder hoofdpijn. Vrij.
(Z): En wat doe je dan anders?
(O): In plaats van onder de dekens wegkruipen spring ik uit mijn bed.
(Z): En wat nog meer, hoe zal je gedurende de dag verder merken dat het wonder is gebeurd?
(O): Ik ga lekker mijn ontbijtje klaar maken. Of ik rij met de auto naar winkel voor zo’n ontbijtje, nog beter!
(Z): En wat nog meer?
(O): Dan bel ik mijn maat op. Marco. Oh nee, die heeft natuurlijk geen tijd door zijn zieke vrouw.
(Z): Bedenk dat er een wonder heeft plaatsgevonden, en dat alles kan...
(O): Oh ja, precies. Dat is waar ook. Dan gaan we samen vissen.
(Z): Hoe merkt Marco dat er een wonder is gebeurd?
(O): Hij zal zeggen: ‘Wat ben jij relaxed vandaag.’
(Z): Aha, en waaraan merkt hij dat?
(O): Ik lach en we praten veel meer.
(Z) En hoe verloopt jouw dag verder?
(O): Dan ga ik misschien wel naar mijn dochter. Ja, mijn dochter bel ik dan op en nodig haar uit. Dan gaan we samen een terrasje pakken.
(O): Hoe zal dat anders zijn voor jouw dochter?
(Z): Ze ziet weer een blije vader.
(O): Waaraan ziet of merkt ze dat?
(Z): Ik lach, en we maken leuke grapjes met elkaar. Ik ben zeker van mijzelf. Zoals ze haar vader kent van vroeger.
(Z): En wat gebeurt er verder die dag?
(O): Dan pak ik de auto en ga naar Schiphol. Vliegtuigen kijken.
(Z): Aha, spotten noemen ze dat toch?
(O): Ja, dat deed ik vroeger heel vaak. Dan nam ik mijn camera mee en de verrekijker. Echt fantastisch hoe die kisten opstijgen en in de lucht blijven hangen. Ongelofelijk!
(Z): Zeker!, en wat gebeurt er nog meer morgen wanneer het wonder is gebeurd?
(O): Daarna ga ik lekker naar huis. Even eten, filmpje aan, biertje erbij tot ik in slaap sukkel in mijn luie stoel. Geen gezeik aan mijn kop, niemand die zegt wat ik moet doen.
(Z): Welk verschil zal dat maken, hoe is dit alles anders dan nu?
(Z): Ik ben vrij en voel me vrij. Vrij om te doen wat IK wil!
(Z): Ah, dus dat is echt belangrijk voor je, vrij zijn en doen wat Jij wilt.
(Z) Als je terug blijkt naar de afgelopen weken, dagen of uren. Welke kleine momenten heb je een heel klein beetje het gevoel gehad van.. Ja, ik ben vrij, en ik kan doen wat IK wil?
Wil je meer weten over het eerste oplossingsgerichte gesprek, check hier onze video.
Klik hier voor het tweede deel van onze blog over de vier oplossingsgerichte basisvragen.